Briefwisseling met Sander
Brief Geert 1
Dordrecht, 11-11-2020
Beste
Sander,
Het is een
tijd geleden dat ik je gezien heb. De afgelopen dagen heb je in ieder geval het
nieuws gehaald met je verhaal over jouw ervaringen op de Guido de Brès, dat was
namelijk de school waar je zat. Volgens mij heb ik je in totaal drie jaar les
gegeven, maar dat weet ik niet honderd procent zeker. Ik had het voorrecht om
je het vak godsdienst te geven. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat jouw
reactie mij raakt. Raakt het mij omdat het een kern van waarheid bevat of omdat
mij geen recht wordt gedaan? Of allebei? Ik weet het niet. Wel voel ik de
behoefte om te reageren op je tweets en je reactie in het Algemeen Dagblad.
De kern van
waarheid zit – denk ik – op de punten waar mijn collega’s en ik andere dingen
leren dan wat veel mensen in Nederland denken en geloven. Het is soms trouwens
ook verrassend hoeveel we ook als collega’s onderling verschillen, ook als het
bijvoorbeeld gaat om de onderwerpen die je noemt, maar dat terzijde. In mijn
lessen probeer ik dingen altijd van meerdere kanten te belichten. Ik ben dan
ook blij als er leerlingen zijn die een andere mening hebben en die ook naar
voren brengen. Dat helpt zowel docent als leerling om zijn of haar mening te
scherpen. Ik hoop dat ik in ieder geval niet meegedaan heb aan het voor paal
zetten of verketteren van een leerling met een andere mening. Mocht ik dat wel
gedaan hebben, dan hoor ik dat graag van je…
Je geeft ook
aan dat er geen ruimte is voor kritiek. Maar uit de overlevering is mij verteld
dat er tussen de leerlingen in jouw klas ooit zelfs een discussie is geweest
over het feit dat ik te kritisch was geweest in de richting van een bepaald
kerkverband. Dat is op zich nog geen bewijs tegen jouw stelling dat er geen
ruimte is voor kritiek, maar ik denk wel dat de werkelijkheid genuanceerder is
dan je in je tweets doet voorkomen.
De titel op
het AD suggereert dat je gezegd hebt dat alle homo’s naar de hel gaan. In het
artikel staat het gelukkig iets genuanceerder: “In de klas leerde je dat het
zondig is om praktiserend homo te zijn. Dat betekent dat je naar de hel gaat.”
Dat mensen met een reformatorische levensovertuiging niet achter het
praktiseren van homoseksualiteit staan, is inmiddels wel bekend in Nederland.
Dat betekent niet dat je geen homo mag zijn. En dat betekent volgens mij ook
niet dat je naar de hel gaat als je wél praktiseert. Het is volgens mij ook
reformatorisch om te zeggen dat wij daar helemaal niet over gaan, maar dat het
Christus is die het laatste oordeel over het leven van mensen uitspreekt.
Een aantal
jaar geleden had ik in een laatste les met een bepaalde klas een bijzondere
ervaring. Een jongen en een meisje kwamen naar mij toe met de vraag of ze iets
tegen de klas mochten zeggen. Het was de allerlaatste les godsdienst die ze
hadden. Het meisje begon het verhaal met: “Als iemand iets vervelends zegt,
krijgt hij klappen van mij.” Vervolgens vertelde de jongen dat hij homoseksuele
gevoelens had. Toen hij klaar was met zijn verhaal, applaudisseerde de klas.
Dit voorval leerde mij twee dingen: 1) blijkbaar was de veiligheid niet groot
genoeg om dit zomaar te vertellen in de klas; 2) blijkbaar was de veiligheid in
de les wél groot genoeg om uit de kast te komen.
Dat brengt
mij bij mijn laatste punt. Ik heb ook het idee dat mij (en veel collega’s met
mij) geen recht wordt gedaan. Ik heb niet het idee dat ik mijn leerlingen een
‘extreme maatschappelijke vervreemding’ aanleer (zoals je zei in je
Twitterberichten). Ik leer ze om kritisch naar zichzelf en naar de wereld om
heen te kijken. Je hoeft niet alles voor zoete koek te slikken. Dat is in jouw
geval in ieder geval goed gelukt. Misschien wel te goed. Heb je met het kind
ook niet het badwater weggespoeld? Het was én is mijn verlangen dat mijn
leerlingen zien dat een leven met God het waard is om te leven en dat ze in hun
leven gericht zijn op hun naaste.
Het ga je
goed!
Meneer de
Korte (oud-leerlingen mogen Geert zeggen)
P.S. Ik neem
je tweets en artikel in ieder geval wel mee de les in om in gesprek te gaan met
mijn huidige leerlingen over hoe zij de school ervaren.
Brief Sander 1
Ha Geert,
Dank voor je brief en je woorden.
Ik moet om te beginnen zeggen dat ik in mijn eerste
uitlating op Twitter wellicht wat ongenuanceerd ben geweest in de verwoording
van mijn ervaring. Dat doet veel docenten geen recht, daar er uiteraard met
liefde les wordt gegeven op de Guido en andere refoscholen. Maar ik sta achter
ieder punt van felle kritiek op het beleid en de handhaving daarvan op het
Wartburg College en andere scholen, ook bijvoorbeeld Islamitische scholen. Ik
beschrijf niet alleen mijn eigen ervaring, maar ook wat er zwart op wit in de
verklaringen van het bestuur staan. Het beleid stelt simpelweg dat er geen
ruimte is voor het openlijk uiten van fundamenteel afwijkend gedachtegoed, voor
levenswijzen die worden afgekeurd door de reformatorische interpretatie de
bijbel, voor mensen uit een ander nest, met andere opvattingen, etc.
De handhaving hiervan heb ik zelf ook meegemaakt. Ik moet
zeggen dat ik mij de lessen van de le tot 3e klas niet van woord tot woord
herinner, wel weet ik dat ik die niet als per se schokkend of onderdrukkend heb
ervaren. Dat kwam later pas, toen ik mijn twijfels en kritiek openlijker (nog
steeds zeer mondjesmaat) ging uiten in de lessen in de 4e en 5e klas. Dat
leidde tot felle discussies waar ik nooit het gevoel heb gehad dat er ruimte
was voor die afwijkende mening. En dit was op een moment waar ik zelf nog zeer
onzeker was hierover, en af en toe eens een rebelse vraag durfde te stellen.
Kun je je voorstellen wat er was gebeurd als ik sterker in mijn schoenen had
gestaan en een alternatieve ideologie als beter en moreler had geschetst,
midden in de klas? Onmogelijk. En ook niets iets wat je van een kind van 14
kunt verwachten, omdat ze nog zo sterk afhankelijk zijn van alles wat
autoriteit hun vertelt.
Daarbij komt dat de ideologische ontwikkeling van kinderen
vanaf 11 jaar op de voet wordt gevolgd, en er gesprekken over worden gevoerd
met ouders, andere docent, en het kind zelf. Wat mij betreft bizar! Één van de
primaire doelen (zo niet hét primaire doel) van reformatorisch onderwijs wordt
daarmee het afleveren van stichtelijk gereformeerde mensen. Dat de staat daar
aan meebetaalt, is voor mij volkomen onbegrijpelijk.
.
Tenslotte wil ik nog terugkomen op het punt over
homoseksualiteit. Het welbekende punt over "praktiseren" (wat ik echt
een walgelijk woord vind voor: liefhebben) begrijp ik. Ik vind het alleen zeer
verderfelijk om het hébben van een identiteit en het uiten van een identiteit
als twee verschillende dingen te zien. Je zegt daarmee: je mag best zijn,
ademen, bestaan, maar niet zijn wie bént, liefhebben wie je wil, jou eigen
gevoelens tot uiting brengen. En natuurlijk zijn er tientallen theologische
onderbouwingen voor dit standpunt, als je daarin gelooft snap ik dat dit een
lastig punt is. Maar ik vind het nog veel en veel lastiger dat jongeren
zelfmoord plegen, zich uitgesloten voelen, pas 10 jaar na de middelbare school
uit de kast durven komen (als ze dat al doen). Dit soort verhalen zijn alom
bekend bij iedereen in het refo-onderwijs. En dan gaat dit alleen om de
schrijnende gevallen die naar buiten komen.
Ik geloof van harte dat jij een goed mens bent, ik heb dat
nooit als anders ervaren. Ik geloof dat ook voor alle andere docenten op
reformatorische scholen. Maar het beleid is immoreel en vervreemdend. Jij
herinnert je ook de ontslagen van gewaardeerde docenten, jij begrijpt ook wat
ik bedoel met de monocultuur, met mijn punt over de uiting van iemands
homoseksualiteit. Dát is waar ik dit voor heb gedaan, uit bezorgdheid voor de
honderdduizenden kinderen die nog op refoscholen (gaan) zitten. Uit liefde, uit
hoop dat het leidt tot meer tolerantie voor een diverse set aan ideeën en
uitingen in de vormende fase van het leven van jonge kinderen. Niet uit rancune
tegen het christendom, niet uit afkeer tegen mijn oud-docenten.
.
Er moet structurele veranderingen komen in het beleid voor
een écht veilige plek voor kids, zeker LHBTI'ers, en voor een opener,
fundamenteel gesprek over meer dan één waarheid, over dogmatiek en ideologieën.
.
Nogmaals dank voor jou brief en dank voor alle lessen.
Hopelijk begrijp je enigszins mijn felheid tegen het beleid en de ideologie.
Hopelijk begrijp je dat dit niet uit haat, maar uit liefde is.
.
Groet, Sander
Brief Geert 2
Beste Sander,
Fijn dat je de brief gelezen en ook van een uitgebreid
antwoord voorzien hebt! Het liefst zou ik rond een tafel zitten om met elkaar
in gesprek te gaan, dan zie je ook hoe je woorden overkomen, maar op deze
manier kunnen we ook met elkaar in gesprek. Eén ding heb je wel bereikt: je
bijdrage was het gesprek van de dag op de Guido.
In je eerste zin zeg je dat ‘wellicht wat ongenuanceerd bent
geweest’. Dat is precies mijn probleem met de manier waarop de hele discussie
gevoerd wordt. Er is in Nederland weinig ruimte voor nuance als je een
afwijkende mening hebt. Met ongenuanceerde meningen is het makkelijk scoren in
het huidige maatschappelijke klimaat. En dat vind ik erg jammer, want dat geeft
ook weinig ruimte voor een open en eerlijke dialoog met elkaar. Het gebrek aan
nuance geeft ook geen ruimte aan de ander om werkelijk anders te zijn of anders
te denken.
Ik heb jouw reactie ook voorgelegd aan één van mijn klassen
vandaag. Eén van mijn leerlingen zei daar het volgende over: ‘Het is niet
zozeer dat er geen ruimte is om een andere mening te hebben vanuit de docenten,
maar het is veel meer de sociale druk’. Dat lijkt me de spijker op. Met een
afwijkende mening val je op. Als je twijfelt aan het bestaan van God of
euthanasie goed vindt, dan kun je inderdaad discussies verwachten. Het interessante
is dat mijn collega die aan de Hogeschool van Rotterdam verbonden was, precies
dezelfde ervaring had, maar daar was hij degene die orthodoxe standpunten had
en de rest daar grootte moeite mee had. Wat ik wil zeggen: met een afwijkende
mening val je overal op en kunnen mensen ook makkelijk over je heen vallen. Als
docenten valt het ons op dat het vaker de medeleerlingen zijn die heftig
reageren op een afwijkende mening, dan dat de docenten dit niet willen.
Wat je precies bedoelt met het volgen van de ideologische
ontwikkeling van kinderen vanaf 11 jaar begrijp ik niet helemaal. Ik volg niet
op de voet hoe mijn leerlingen zich ideologisch ontwikkelen. Het primaire doel
van mijn school is ook niet om ‘stichtelijke gereformeerde mensen’ af te leveren.
Dat is een karikatuur die zowel in het beleid als in de praktijk niet klopt.
Mijn doel ligt in het vormen van prachtige jonge mensen die hun eigen plek in
de samenleving hebben. Daarbij is het mijn wens en verlangen dat ze dit doen
vanuit hun verbondenheid met God, hun Schepper.
In het gesprek met collega’s ging het vandaag ook over
homoseksualiteit. Het onderscheid tussen het zijn van homo en het niet
praktiseren, kun jij niet meemaken. Wat ik niet mee kan maken is dat in onze
cultuur je seksuele identiteit samenvalt met je hele mens-zijn. Met andere
woorden: als ik zeg dat ik niet voor homoseksuele relaties ben, zou dit ook
betekenen dat ik tegen homo’s ben. Dat is pertinent niet waar!
Waar ik mij aan stoor is de manier waarop er nu gestruikeld
wordt over de reformatorische scholen. Homoseksualiteit is ook een probleem op
de Hogeschool van Rotterdam, daar gebruiken docenten scheldwoorden als ‘guy’.
Dat creëert ook geen veilig klimaat. Het probleem speelt ook in het betaald
voetbal. Kun jij mij tien homoseksuele voetballers noemen? Als je dan voor het
afschaffen bent van bijzonder onderwijs, moet je ook zijn voor het verbieden
van voetbalclubs waar niet minimaal 3 LHBTI’ers spelen. Gelijke monniken,
gelijke kappen!
Je spreekt aan het einde van je reactie over ideologieën.
Misschien zit daar wel het fundamentele probleem. Mag ik – en nu spreek ik als
ouder – kiezen voor een school waar docenten en kinderen mijn geloof (of zo je
wilt mijn ideologie) delen of mogen ze alleen nog naar een school waar de ideologie
van de meerderheid (in dit geval: de gelijkheidsideologie) geleerd en geleefd
wordt?
Tot slot, ik wil je oprecht bedanken voor het aanzwengelen
van het gesprek. Soms moet er ook even een steen in de vijver. Tegelijk hoop ik
dat tolerantie niet alleen betekent dat ik tolerant moet zijn richting anderen,
maar dat anderen dat ook zijn richting mij. Ook als mijn mening soms wat
afwijkt van wat de meerderheid denkt.
Een zeer hartelijke groet,
Geert
Brief Sander 2
Hoi Geert,
Ik reageer even in een nieuw comment-draadje, wel zo
makkelijk.
.
Uiteraard! Ik vind het een heel belangrijke discussie, en ik
ben er blij om dat je die uitgebreid wilt voeren. Ik vind het ook heel tof dat
je dit in de les bespreekt. En de ruimte laat voor jongeren om hier hun mening
over te vormen.
.
Je gaat diep op mijn ongenuanceerdheid, maar daar wil ik
toch een kanttekening bij zetten. Voor mij is het een moreel absoluut dat de
identiteit van jongeren gevalideerd wordt. En zou het wel/niet accepteren van
een jongere die diens gevoelens uit en naar diens identiteit leeft nooit een
discussie moeten en mogen zijn, dat is het nu wel. Het feit dat de discussie
zelfs gevoerd wordt vind ik dus al een moreel verlies, dat maakt dat er voor
mij geen ruimte is voor nuance waarmee we een “redelijke middenweg” kunnen
ontdekken. Een middenweg zoeken zou betekenen dat ik toegeef dat er een andere
morele optie is dan een volledige acceptatie van iemands identiteit en iemands
expressie van die identiteit. Die optie bestaat wat mij betreft niet, en hem
alleen al overwegen doet tekort aan iemands bestaansrecht.
.
Dat is waarom ik ongenuanceerd ben als het op intolerant
beleid en op intolerantie ideologie aankomt. De nuance ligt wat mij betreft
hooguit in de intentie van docenten, maar niet bij de ideologie zelf. Dat
betekent dus, dat hoewel niet alle docenten persoonlijk homohaat verweten kan
worden, ze wel verweten kan worden dat ze er een inherent intolerante blik op
nahouden en dit projecteren op hun leerlingen, of ten minste het beleid
verdedigen/in stand houden dat dit faciliteert.
.
Wat mij betreft is dus intolerantie richting een intolerante
visie geoorloofd om intolerantie in te dammen. Op het moment dat je ruimte laat
voor de intolerantie van een bepaald gedachtegoed, zorg je er daarmee voor dat
tolerantie zelf in het geding komt. Tip: zoek naar Karl Popper’s paradox of
tolerance, daar wordt dit heel duidelijk in uitgelegd. Wellicht begrijp je dan
ook de kritiek vanuit de maatschappij beter.
Die sociale druk waar leerlingen het over hebben is in de
reformatorische gemeenschap en ook op de refo-scholen ‘by design’. Die cultuur
van het uitsluiten van afwijkende meningen en levenstijlen is inherent aan de
dogmatiek, die ideologie en de daarop gestoelde structuren.
.
Foucault beschrijft dit perfect met zijn ‘panopticum’. De
ronde gevangenis waarin je niet weet wanneer je bekeken en gemonitord wordt,
zodat je je dus altijd gedraagt alsóf je bekeken wordt. Je gedrag pas je dan
aan op wat jij denkt dat degene die je monitoren (in dit geval de andere
leerlingen, de docenten, ouders, etc.) van je verwachten. Wat ‘normaal’ is in
hun ogen.
.
Het verschil tussen een openbare school en een refoschool is
dat op de eerste afwijkend en authentieke uitingen, onderzoek en gedrag actief
worden aangespoord en beschermd, misschien niet door de leerlingen, maar zeker
door de docenten én het beleid. Op een refoschool wordt afwijkend gedrag,
kleding, muziek, gedachtegoed actief afgekeurd, omdat het de identiteit van de
school bedreigt. Dit is niet alleen aan docenten te wijten, maar aan de gehele
structuur. De hele cultuur. Dát is die koepelgevangenis waarin die strikte
“normaliteit” als gevangenisbewaker geldt. Wat je leerlingen dus omschrijven
als die sociale druk, is een gevolg van de normaliteit die gemaakt wordt door
de structuren en ideeën in de gemeenschap en op school.
Wat ik bedoelde met het volgen van de ideologische
ontwikkeling van kinderen vanaf 11 jaar, is mijn eigen ervaring. Er zijn in de
latere jaren van mijn schoolperiode meerdere keren zorgen geuit over mijn
ideologische ontwikkeling. Het is besproken tussen docenten. In de derde klas
is er zelfs een docent uit de kerk waar mijn ouders naartoe gingen naar mijn
mentor gegaan om te vertellen dat ik niet meer naar de kerk ging, dat daar een
gesprek over moest komen. Mijn ouders zijn ook aangespoord mij weer mee naar de
kerk te nemen. Ze zijn aangeboden om hulp te krijgen met het
overtuigen/corrigeren van mijn gedrag dmv nog meer gesprekken tussen mij en
docenten. Ik heb in de klas destijds ook nooit durven zeggen dat ik niet meer
geloofde, of niet meer naar de kerk ging, omdat ik wist dat het mij direct
scheve blikken, wantrouwen en meerdere kritische gesprekken met heel bezorgde,
theologisch onderlegde docenten op zou leveren. Je hebt het erover dat je
discussie wacht bij een afwijkende mening, maar het gaat veel verder dan dat.
Zeg nu zelf, is dit écht een ruimte waarin je anders kunt zijn dan de rest? Het
is een ongezonde psychische druk voor een 14, 15-jarige.
Deze zelf-corrigerende cultuur, vanuit docenten, het beleid,
andere leerlingen, is wat ik bedoel met dat primaire doel van het afleveren van
gereformeerden. Want als er geen ruimte is voor dat andere gedachtegoed, en
zeker niet om ‘afvallige’ te zijn, wat is dan het doel? Het is er in ieder
geval op gericht om de ideeën te stroomlijnen, alle kids ideologisch te scholen
tot ze een ons wegen. Een voorbeeld hierbij is de lessen apologetiek, waarin je
min of meer een lijst met geloofskritieken krijgt en daar naast een lijst met de
meest effectieve manier om die te ontkrachten, veelal door een opstapeling van
drogredenen te gebruiken. Het doel hierbij is het bouwen van een ideologische
muur om deze kinderen heen, want ze leren deze argumenten alléén met als doel
het geloof te verdedigen. Niet om die argumenten zelf te begrijpen.
.
In mijn jaren was het zelfs zo dat men een voldoende moest
halen voor dit vak, omdat je anders niet bij de diplomauitreiking mocht zijn.
Absoluut waanzin. Denk je dat ik nu een voldoende had gehaald voor apologetiek
als ik die geloofskritieken had beaamd op het tentamen? Ik ga er niet van uit.
Dat betekent dus dat ik, als straf voor mijn afvalligheid, niet bij misschien
wel het leukste en belangrijkste moment van de middelbareschooltijd had mogen
zijn. Zie je wat ik bedoel met intolerantie, met uitsluiting? Het gaat hierbij
verder dan een wens en verlangen tot vorming.
Je hebt het over je verbazing van de link tussen seksuele
identiteit en je mens zijn, dat je die niet begrijpt. Mag ik jou dan daarbij de
vraag stellen: Hoe belangrijk is jouw vrouw voor je? Hoe belangrijk is jullie
relatie? De kinderen die je met haar hebt? Is dat geen onderdeel van je hele
bestaan, je hele identiteit? Stel je jezelf bij een introductie niet voor als
“getrouwde man en vader”? Seksualiteit en het bestaan zelf zijn onlosmakelijk
verbonden. Nogmaals: voor mij is het onderscheid tussen het voelen van je
identiteit een en dezelfde met de expressie daarvan. Als je je niet kunt uiten,
betekent dit dus dat je iets anders moet zijn, een toneelstukje moet spelen, je
gevoel moet beperken. Dit alles richt zo verschrikkelijk veel mentale schade
aan, al helemaal bij jonge kinderen. Wat nu, als jij eigenlijk niet getrouwd
mocht zijn, en je op school altijd moest doen alsof je een vrijstaande man was?
Je zou eraan ten onder gaan.
.
De “whataboutism” die je toepast over de intolerantie van
homoseksualiteit is wat mij betreft tekenend. Naast dat het een flink zwaktebod
is dat je wijst naar andere plekken waar ‘ook geen veilig klimaat is’, klopt de
vergelijking veelal niet eens. Natuurlijk spelen die problemen op andere
plekken behalve refoscholen, maar op die plekken zijn er sociale structuren die
de mensen die buiten de boot vallen of gediscrimineerd worden bíjstaan. Een
beleid dat stelt dat mensen ontslagen worden als ze wél discrimineren, in
plaats van een stevig gesprek als ze níet willen toegeven aan homodiscriminatie.
Op voetbalclubs zijn problemen, op andere scholen zijn problemen, maar daar is
het systeem erop ingericht om die mensen te beschermen. Op refoscholen is het
systeem en de ideologie erop ingericht om die mensen monddood te maken en hun
ervaring met discriminatie en intolerantie te ondermijnen.
Je laatste punt heb ik al benoemd in mijn stukje over
tolerantie, maar ik wil graag nog herhalen: “vrijheid van onderwijs”, of
“vrijheid van meningsuiting” is niet de vrijheid om te discrimineren of mensen
hun identiteit in te perken, zeker niet van jonge kinderen. Vrijheid is niet
zo’n simpel en platgeslagen concept als: doen wat je niet laten kan. Vrijheid
is paradoxaal en complex. Je hebt niet de vrijheid om door rood te rijden omdat
je daarmee de veiligheid en vrijheid van een voetganger bedreigt. Zo bestaat er
geen vrijheid om institutioneel intolerant en discriminerend te zijn, omdat dit
altijd een inperking van de vrijheid van jonge kinderen betekent. Het is mijn
hoop dat dit ook zeer snel wettelijk wordt geregeld.
Jij ook een hartelijke groet,
Sander
Brief Geert 3
Ha Sander,
Inmiddels ben ik er wel achter dat Instagram niet het
handigste medium is om een inhoudelijke discussie te voeren. Tegelijk is het
mooie van Insta wel dat je veel uitgebreider kan reageren dan via Twitter.
Je vind het mooi dat ik dit in de les bespreek. Wat ik zelf
nog mooier vind, is dat er gisteren een leerling in mijn godsdienstles zei dat
ze inderdaad soms weinig ruimte ervaart om haar eigen mening te uiten. Ik denk
dat het een winstpunt is dat dit thema nu in ieder geval op tafel ligt. Ik hoop
dat we de ruimte krijgen als reformatorische scholen om dit verder te
doordenken en dat we over dit onderwerp zowel met leerlingen als met docenten
onder elkaar in gesprek gaan.
Je zegt: ‘het is voor mij een moreel absoluut dat de
identiteit van jongeren gevalideerd wordt’. Dan is het uiteraard de vraag wat
je hieronder verstaat. Als je bedoeld: je mag zijn wie je bent als jongere, dan
ben ik het van harte met je eens. Elke persoon op mijn school is uniek, uniek
in wie hij of zij is, in wat hij of zij denkt. Een paar zinnen breidt je dat
wel ineens fors uit: het gaat je ook om de expressie van die identiteit. En
daar wordt het voor mij wel spannend. Volgens mij kun je in een gebroken wereld
nooit zeggen dat je iemands expressie van zijn of haar identiteit volledig
accepteert. Volledige acceptatie is een utopie, want dan zou je mij ook moeten
accepteren met mijn identiteit en de expressie daarvan.
Je haalt Karl Popper’s paradox of tolerance erbij, een
gedachte die hij ontwikkeld heeft in zijn boek The Open Society and Its
Enemies. Popper zag zowel het fascisme als het communisme als grote
vijanden van een open samenleving. Blijkbaar heeft hij één vijand over het
hoofd gezien: de reformatorischen in Nederland. Is dat niet iets teveel eer
voor een – op het geheel van Nederland gezien – klein groepje van mensen? Is
dit ook niet precies het punt waar het mij om gaat? Dat wij neergezet worden
als vijanden van een open samenleving? Volgens mij zie je over het hoofd dat
onze samenleving in zijn breedte niet zo ideaal is als je graag wilt doen
voorkomen.
Je verhaal over jouw ideologische ontwikkeling en de reactie
daarop vind ik intrigerend, schokkend en lastig tegelijk. Intrigerend, omdat je
ondanks een wereld die een ontwikkeling in een andere ideologische richting
probeerde bij te sturen, jezelf wél in de richting hebt bewogen. Ik denk dat
wat je docenten gedaan hebben om jou te corrigeren, een moment is om als
reformatorische scholen in de spiegel te kijken. Ik denk dat dit gedaan werd
uit oprechte bewogenheid met jou. Tegelijk is het wel de vraag of je zo ver
moet gaan als school dat je inderdaad gaat praten over iemands wel of niet naar
de kerk gaan. Ik hoor of ik weet soms van leerlingen die niet meer naar de kerk
gaan. Persoonlijk vind ik dat erg, omdat dit voor mij de plek is waar ik de
stem van Christus hoor. Tegelijk ben ik dan niet degene die gaat zeggen dat ze
dit wel weer moeten doen. In zo’n geval zou ik wel vragen kunnen stellen over
hun motivatie.
Je legt terecht de vinger bij de uitsluiting voor de
diploma-uitreiking als je een onvoldoende voor het vak godsdienst stond. Ik
vond dat zelf ook een tenenkrommende regeling die inmiddels niet meer bestaat.
Deze regeling is – denk ik – gemaakt in een tijd waarin leerlingen die geen zin
hadden om hun werk te doen, met een stok achter de deur, alsnog aan het werk
gingen. De onvoldoende was in dat geval geen principiële keuze. Ik denk dat het
tegenwoordig wel anders kan zijn. Wat mij opvalt is dat sommige leerlingen die
voor mijn vak onvoldoende staan, inderdaad weinig tot niets hebben met het
christelijk geloof hebben of daar in ieder geval (grote) vragen bij hebben. Dat
is lastig, want als ik vraag om iets te bestuderen, dan moet je dat als leerling
wel doen of je het er nu wel of niet mee eens bent. Je zegt: “Denk je dat ik nu
een voldoende had gehaald voor apologetiek als ik die geloofskritieken had
beaamd op het tentamen? Ik ga er niet van uit.” Dat vind ik een vooroordeel wat
je niet hard kan maken. Als een leerling laat zien dat hij de stof geleerd
heeft, maar het er volgens niet mee eens is, dan ben ik daar alleen maar blij
mee. Je hoeft niet klakkeloos te accepteren wat ik zeg, maar als docent mag ik
toch wel vragen dat leerlingen iets bestuderen? Wat ik vaak zie is dat
leerlingen het dan niet bestuderen, omdat ze het er niet mee eens zijn, dat
vind ik dan wel weer jammer.
Ik denk dat de reformatorische scholen zich wel moeten
realiseren dat er leerlingen op hun scholen zitten die daar zitten omdat hun
ouders voor de school hebben gekozen en dat de schoolkeuze niet hun eigen keuze
is. Sterker nog, ze zouden liever op een andere school zitten (en wees gerust:
ik heb van die leerlingen en ze spreken het gelukkig ook uit). Ik weet niet of het
meer is dan vroeger, maar het is wel een feit dat er meerdere leerlingen zijn
die dit denken. Ik zou graag met je doorpraten over de vraag hoe we dit vorm
zouden kunnen geven. Hier zit een spanningsveld, omdat een jongere van 12-18
jaar aan de ene kant nog onder verantwoordelijkheid en dus de keuzes van zijn
of haar ouders valt, maar aan de andere kant ook een eigen identiteit en
verantwoordelijkheid gaat ontwikkelen.
Ik ben in ieder geval blij dat je erkend dat de intolerantie
ten opzichte van homoseksualiteit zich niet beperkt tot de refoscholen. Ik ben
wel benieuwd wat er eerder aangepakt gaat worden: het bijzonder onderwijs of de
cultuur in het topvoetbal. Ik heb het idee dat de druk op de ketel daar iets
minder groot is en ik ben wat minder positief gestemd over de het feit dat het
systeem daar ‘erop ingericht is om mensen te beschermen’. Het systeem op een
reformatorische school is er trouwens niet op gericht op mensen monddood te
maken, dat is pertinente onwaarheid. Ik kan gewoon zeggen wat ik denk. Een
oud-leerling van mij herinnerde mij er deze week aan hoe we in een leeskring
een aantal jaar geleden het boek ‘De schoonheid en de troost van een
wereldbeeld zonder God’ hebben besproken. We maken mensen niet monddood, maar
we hebben wel een stevige overtuiging. Ik ben het wel met je eens dat we
diversiteit onderling meer zouden kunnen waarderen en misschien ook meer zouden
moeten uitspreken.
Wat ik bedoelde met mijn verbazing over het samenvallen van
je seksuele identiteit en je hele mens-zijn, vraagt inderdaad om meer
toelichting. Een paar jaar geleden hadden wij een voorlichting van Herman van
Wijngaarden die zelf ook homo is. Van hem leerde ik dat je seksuele identiteit
niet samenvalt met je hele mens-zijn. Met andere woorden: iemand is homo en iemand
doet homo. Of ik ben hetero en doe hetero, maar dat betekent niet dat mijn hele
mens-zijn daardoor bepaald wordt. Ook ik moet onderscheid maken tussen zijn en
doen. Het feit dat ik hetero ben, betekent niet dat ik seksuele gemeenschap mag
hebben met elke vrouw. Het is trouwens – en dat leerde ik ook van hem – onzin
dat je leven aan waarde inboet als je geen seks hebt. Als ik voor mijzelf
spreek, dan zeg ik dat mijn identiteit in Christus is en dat mijn seksualiteit
daar een onderdeel van is.
Mooi dat je in ieder geval benoemd dat vrijheid ‘paradoxaal
en complex’ is. Hoe we vrijheid dan op een zinnige manier in kunnen vullen,
lijkt me een vervolggesprek waard. Ik kan voor een groot deel meekomen in je
analyse van het probleem, ook al denk ik soms dat je te ver doorslaat, maar de
kern van de zaak is het meer dan waard om over door te praten, het gaat
namelijk om jonge mensen in een belangrijke fase van hun leven. De vraag is
namelijk hoe je ze vormt en wat je daarbij wel en niet moet doen. Over de
oplossing van het probleem denk ik wel anders, maar dat zal je niet verbazen.
Ik waardeer de moeite die je neemt om in ieder keer op
inhoud verder te praten.
Een hartelijke groet,
Geert
Reacties
Een reactie posten