Brief aan Robert (2)
Robert Plomp schreef mij een brief terug. Lees hem hier.
Beste Robert,
Hebben wij Gods wil goed begrepen? Dat is voor mij de
wezenlijke vraag in dit gesprek. Ik hoop dat mijn antwoord niet een makkelijk
‘ja’ is. Nadenkend over deze vraag kwam ik uit bij Romeinen 12:2 ‘En word niet
aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw
gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte
wil van God is.’ Ik zie in deze tekst een aantal elementen die voor mij
relevant zijn. Het gaat om niet gelijkvormig worden aan de wereld, blijkbaar is
dat een reëel gevaar. Paulus heeft het hier ook over het onderscheiden wat de
goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is, blijkbaar is dat ook niet
vanzelfsprekend. Op alle terreinen geldt dit, dus ook op het terrein van de
seksualiteit dat we moeten ‘beproeven’ wat de wereld zegt en wat Gods wil is.
Op dit punt zitten voor mij grote vragen richting degenen
die homoseksuele relaties omarmen. Zijn we tot de conclusie gekomen dat
homoseksuele relaties ook onder Gods wil vallen nadat we beter gingen Bijbellezen
of zoeken we achteraf een rechtvaardiging van een nieuwe situatie? Het lijkt erop
dat op dit onderwerp de omliggende cultuur dicteert wat we wel of niet mogen
zeggen en geloven. Tegelijk realiseer ik me ook dat hier in het Westen het
christendom eeuwenlang de cultuur heeft beïnvloedt, waardoor veel dingen als
normaal werden gezien, terwijl het in feite normen en waarden waren die gebaseerd
zijn op het christelijk geloof. De vroege kerk viel juist op doordat hun ethiek
(in de volle breedte, maar zeker ook op het aspect van seksualiteit) anders was
dan de wereld om hen heen.
Waarom geen homoseksuele relaties? Biologisch gezien hoeft het
volgens mij geen betoog dat het lichaam van een man en het lichaam van een
vrouw complementair zijn, ze vullen elkaar aan. Biologisch gezien horen
seksualiteit en voortplanting bij elkaar. Het is een besef dat alle grote
religies in ieder geval ook hebben. Het is volgens mij ook de lijn die de
Bijbel trekt. Seksualiteit en voortplanting horen bij elkaar (Gen. 1:27-28).
Onze cultuur trekt ze uit elkaar en dan worden allerlei variaties ineens weer
bespreekbaar die onder invloed van het christendom ‘verdwenen’ waren. Ik zag je
van de week reageren op een Tweet over een relatie van drie mensen: allerlei
oude (heidense) relatievormen komen weer naar voren. Deze relatievormen zijn een
logische gevolg van een cultuur waarin de menselijke verlangens weer centraal
staan en niet de vraag wat God van ons wil.
“Ik ben er inderdaad van overtuigd dat de Bijbel alleen in
het kader van afgodsrituelen over homoseksualiteit spreekt.” Zelfs al zou dat
‘alleen’ waar zijn, dan zijn voor mij daarmee de vragen niet verdwenen. Als het
9e gebod spreekt over ‘een vals getuigenis geven over je naaste’
heeft dat betrekking op de rechtspraak in die tijd waar een valse getuige veel
leed kon veroorzaken. Tegelijk wordt zo’n gebod breder geïnterpreteerd dan ‘je
mag niet liegen in de rechtszaal’. Het gaat dan om waarachtigheid in heel je
leven en in heel je spreken. Dus de exegetische vragen achter dit onderwerp zijn
onderdeel 1, maar de hermeneutische vragen zijn minstens zo relevant.
De volgende citaten vielen me op: ‘Het homo-zijn beperkt het
leven.’ En ‘Verliefdheden gaan over, fantasieën kunnen veranderen, maar
homoseksuelen blijven homoseksueel, er is geen perspectief.’ De suggestie is
dat alleen een seksuele relatie dit oplost. Je noemt seks geen kers op de
taart, maar een volwaardig ingrediënt. Maar is het daarmee ook een onmisbaar
ingrediënt? Je geeft zelf al aan dat dit niet zo is. Tegelijk blijft
seksualiteit wel je beeld van relaties bepalen. Elders zeg je ‘Een volwassene
en een kind kunnen geen werkelijke relatie aangaan, zoals twee volwassenen dat
wel kunnen.’ Dat lijkt me een beeld van relaties dat geen recht doet aan de
werkelijkheid. Volgens mij hebben volwassenen en kinderen wel degelijk werkelijke
relaties, alleen geen seksuele. Met andere woorden: Een vriend of vriendin kan
je toch ook met je praten, huilen, wandelen, lachen? Je oprapen als je valt? Dus
volgens mij is er wel degelijk perspectief: God heeft zoveel soorten relaties
gegeven, dat als het ene niet kan, dat er echt nog andere mogelijkheden zijn.
Sterker nog, volgens mij is juist de kerk de plek waar
ruimte moet zijn voor allerlei soorten van relaties. Daar klinken Jesaja’s
woorden: “Zing vrolijk, onvruchtbare, u die niet gebaard hebt, breek uit in
gejuich en jubel het uit, u die geen weeën gekend hebt, want de kinderen van de
eenzame zijn talrijker dan de kinderen van de getrouwde, zegt de HEERE.” In
Gods huisgezin kan een kinderloos echtpaar tot zegen zijn voor een
alleenstaande vrouw. Daar heeft een alleenstaande homo tijd om met een meisje
in gesprek te gaan dat er achter is gekomen dat ze op vrouwen valt. Daar kan
een lesbische vrouw een goede vriendschap hebben met een getrouwde vrouw. Juist
in de kerk is er zorg voor elkaar, bereidheid om van elkaar te leren, omdat je
onderling verbonden met Christus. Dus je laatste vraag vind ik dan ook een
verkeerde vraag: Ook voor de homo geldt dat het niet goed is dat hij alleen is,
alleen verschillen we van mening hoe dat samen er dan uit moet zien.
Je één na laatste vraag heb ik het langst over nagedacht.
Waarom ben ik er van overtuigd dat ‘trouwe, liefdevolle homoseksuele relaties
niet mogen bestaan in de kerk?’ Ik weet niet of dit een juiste omschrijving is
van wat ik denk. Dat zit mij in het woordje ‘bestaan’. Mogen er in de kerk wel
relaties bestaan tussen één man en twee vrouwen? Zou Jakob lid mogen worden bij
mij in de kerk? Ik vind dat lastige vragen. Ik geloof inderdaad dat het
huwelijk bedoeld is voor één man en één vrouw, maar betekent ik ook dat je
mensen de toegang tot de kerk moet ontzeggen als ze niet voldoen aan dat ideaal
van God? Paulus schrijft aan Timotheüs dat een opzieners maar één vrouw mogen
hebben (1 Timotheüs 3:2). Dat betekent dus dat er dus gelovigen waren die niet
volgens het Bijbelse ideaal leefden, maar toch deel uitmaakten van de gemeente.
Tegelijk sterkt het niet tot aanbeveling om de gemeente dan te leiden.
Ligt het dan anders voor mensen die al bij de kerk horen? Mag
je mensen ‘dwingen’ tot het celibaat zoals je zelf zegt? Ik geloof niet dat
dwang goed en heilzaam is. Ik zou graag zien dat er meer voorbeelden zijn van
mensen die homo zijn, maar tegelijk ook kiezen voor een leven in onthouding en
uitleggen waarom ze dit doen. ‘Ik leef in onthouding, omdat ik Jezus wil
volgen’, zoals Herman van Wijngaarden dat tijdens een studiemiddag op school
verwoordde.
Je betwijfelt de mogelijkheid van een veilig gesprek over
homoseksualiteit, omdat de pastor de gevoelens zelf niet kent (wie zegt dat
trouwens?). Moet je dan als pastor ook een moord hebben gepleegd om goed
pastoraat aan een moordenaar te kunnen plegen? Dat lijkt me niet waar. (Het
omgekeerde is ook niet waar: op scholen waar homoseksuele relaties wel
geaccepteerd worden, is de situatie ook niet per definitie veilig, daar worden
homo’s ook uitgescholden en/of gepest). In een pastorale relatie (maar ook als
docent) is het vooral belangrijk dat de pastor lijkt op zijn Meester. Die
Meester kon en kan mensen genadevol ontmaskeren als ze in zonden leefden (het
voorbeeld van een heteroseksuele (!) vrouw: Johannes 4:17-18, 29), maar Hij kon
ze tegelijk ook laten zien wat ze echt nodig hadden: drinken uit de Bron die
eeuwig leven geeft en zo tot hun bestemming als mens komen. Hetero en homo
leven daarom niet in twee werelden – zoals je zegt - maar in de éne wereld van
God, ze hebben allebei Zijn reddende en verlossende genade nodig om Hem te
leren volgen. In dat volgen is er volgens mij ruimte om wederzijds van elkaar
te leren.
Ik heb lang niet al je opmerkingen en vragen beantwoord, maar
hierbij een poging van mijn kant om de belangrijkste punten die je aandraagt te
beluisteren en te verwerken. Voor nu Gods zegen toegewenst in alles!
Geert
Beste Geert,
BeantwoordenVerwijderenMag ik je danken voor deze reactie op de brief van Robert Plomp. Ik ben onder de indruk van de helderheid en eerlijkheid maar ook Bijbelse onderlegdheid waarmee je je brief geschreven hebt.
Met vriendelijke groet,
Marijn Krooneman