Brief aan Robert (3)
De eerdere brieven in deze serie:
Beste Robert,
Hartelijk dank weer voor je reactie die opnieuw prikkelt tot nadenken. Je verwijst in je reactie ook naar je motivatie om hierover na te denken. Ik ben vooral gaan nadenken over het thema homoseksualiteit door de nood die ik zie bij degenen die anders geaard zijn en het feit dat homoseksuele jongeren afhaken, omdat ze weinig tot geen ruimte ervaren om zichzelf te zijn. In mijn werk als docent merk ik ook dat de vragen rond dit thema erg leven en dat leerlingen zoeken naar antwoorden. In deze laatste brief van mijn hand wil ik ingaan op de in mijn ogen twee centrale vragen die je stelt.
De eerste vraag die stelt is: “In Genesis 1 wordt de
voortplanting los van de seksualiteit genoemd, in Genesis 2 gaat het over
seksualiteit zonder dat de voortplanting wordt vermeld. Ik denk dat je de
Bijbel overvraagt als je stelt dat beiden normatief bij elkaar horen. Kan dat
een gevolg zijn van een kerkelijke cultuur die haar mening aan de Bijbel
opdringt?”
In mijn vorige reactie heb ik ingezet bij de biologie en
niet bij de Bijbel. Seksualiteit en voortplanting horen biologisch bij elkaar. (En
dan ben ik het helemaal met je eens dat het meer is dan voortplanting en dat
het ook gaat om vertrouwen en verbinding, maar dat het meer is, betekent niet
dat je het vervolgens kan loskoppelen.) Is dan de kerkelijke cultuur het
probleem? De eerste christenen vielen op door hun andere leefstijl, ook op
seksueel vlak: “Ze krijgen kinderen, maar leggen ze niet te vondeling. Ze delen
wel hun tafel, maar niet hun bed.” (Brief aan Diognetus, 5) Ik geloof zelf - in
lijn met wat Diognetus schrijft - niet in het vormen van een tegencultuur. Maar
als je binnen een cultuur de gezindheid van liefde voor God en voor onze naaste
hebt, gaat dat soms wel tegen de cultuur in en daardoor vielen de eerste
christenen ook op. Dat viel zo op, dat velen christen zijn geworden en daarmee
de cultuur veranderd hebben. Die cultuur is vervolgens zo algemeen worden dat
we nauwelijks meer beseften hoezeer deze getekend werd door de Bijbel en het
christelijk geloof. De huidige ontwikkelingen maken het in ieder geval weer
duidelijk.
Je gebruikt het woord ‘opdringen’ in relatie van de
kerkelijke cultuur in relatie tot de Bijbel. Maar dan gebeurt dat al
tweeduizend jaar door allerlei soorten kerken, want een verdediging van homoseksuele relaties met een beroep
op de Bijbel is voor zover ik weet een noviteit in de geschiedenis van de kerk.
Ik zie eerder een tegenovergestelde beweging: een cultuur die haar mening aan
de kerk en ook aan de Bijbel opdringt. Want de ruimte om een afwijkende visie
te hebben, is niet heel groot. Elk woord wat je over dit onderwerp zegt, moet
je wegen. Mijn idee is dat dit soms (vaak?) een averechts effect heeft. Vanuit
christelijke hoek gaat men zich dan heel erg op dit thema profileren en de
eigen identiteit benadrukken. En dat gaat dan vaak ten koste van de nuance en
de mensen waar we het over hebben. Met verhitte hoofden een debat voeren is
niet de ideale startpositie om een mens in nood te zien.
De tweede vraag die je stelt is “Maar als de ethiek rondom
het huwelijk zo van belang is, en het huwelijk alleen voor man en vrouw bedoeld
zou zijn, waarom komt dan vervolgens de nadruk alleen op de toelaatbaarheid van
seks te liggen?”
Het gaat mij niet om de toelaatbaarheid van seks. Het
huwelijk is een relatie een man en een vrouw. Het is de enige relatie waar
seksualiteit een plaats mag hebben. Ik zie in de ge- en verboden in de Bijbel
dat allerlei vormen van seksualiteit buiten het huwelijk verboden worden. Alle
andere relaties zijn niet-seksuele relaties, dus met jouw woorden: relaties die worden gekenmerkt door vertrouwen en verbinding. Je zou je ook af kunnen vragen
waarom je een diepe vriendschap tussen twee christenen die ook homo zijn, dan
een huwelijk zou noemen. Een - niet het enige - kenmerk van het huwelijk is dat
er de mogelijkheid is om kinderen te krijgen, dat maakt in die zin het huwelijk
uniek.
Je noemt in je brief het voorbeeld van Jojada en Joas. De
goedkeuring van de Heere gaat over Joas deed (2 Kronieken 24:2) en vervolgens
neemt Jojada twee vrouwen voor hem (vers 3). Dus om te zeggen dat de Heere
hiermee de polygamie goedkeurt vind ik wat ver gaan. Tegelijk is het een feit
dat de Heere mensen heeft gebruikt en ze heeft gezegend in Zijn dienst die niet
(altijd) geleefd hebben volgens Zijn hoge normen. Betekent dit dan dat je de
norm moet aanpassen of dat God genadiger is dan wij voor waar willen houden? Ik
denk het laatste.
De gelijkenis van de twee verloren zonen in Lukas 15 heeft
in relatie tot dit gesprek een interessant aspect. De jongste zoon jaagt al het
geld van zijn vader erdoor (vers 13). Wat maakt zijn oudere broer ervan? Hij heeft
al zijn geld met de hoeren opgemaakt (vers 30). Zit daar niet veel meer het
probleem? De hoogmoed, het verdacht maken van anderen, het uitvergroten van de zonden van anderen, de focus op seksuele
zonden, het van een afstandje kijken hoe een ander feest viert, maar zelf
buiten blijven staan. Christus werd een Vriend van tollenaren en zondaren
genoemd (Lukas 7:34). Hij ontmaskert de zonde in het leven van iedereen: de
zonde van de hoogmoed van de kerkganger en de zonde van de vrouw met haar vijf
mannen. Christus verwerpt de zonde, tegelijk is Hij een Vriend van zondaren.
Dat lijkt me goed nieuws voor iedereen!
Gods zegen in alles!
Geert
Reacties
Een reactie posten